e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doormalen doormalen: dø̄rmālǝ (Leunen) Alles wat er te malen is, afmalen. [N O, 36f] II-3
doorn noest: noest (Leunen) Een harde plek in de steen. [N O, 18n] II-3
doorn, stekel doorns: durs (Leunen), dŭrs (Leunen, ... ), dörs (Leunen) doorn [SGV (1914)] || doorn, stekel || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornstruik doornenstruik: dursestroek (Leunen) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
doorschieten doorschieten: dø̄rsxitǝ (Leunen) Het verschuiven van de roede in de askop tijdens het draaien. Dit kan gebeuren doordat de spieën bijvoorbeeld ten gevolge van droogte los gaan zitten. [N O, 7s] II-3
doorschieter doorwassen: dørwasǝ (Leunen) Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.] I-5
doorslag, drevel drijfnagel: drīfnāgǝl (Leunen), drijver: drīvǝr (Leunen) Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. Zie ook afb. 94. Werken met de doorslag werd in Tongeren (Q 162) doppen (dø ̞pǝ) genoemd. Zie ook het gelijknamige lemma in Wld II.9, pag. 160. Het materiaal dat hieronder is opgenomen vormt een aanvulling daarop en is uitsluitend afkomstig uit monografische bronnen. [monogr.] II-12
dopeling dopeling: duuëpeling (Leunen) dopeling III-2-2
dopen dopen: dy(3)̄əpə (Leunen), indopen: indyəpə (Leunen), soppen: soͅpə (Leunen) dopen, soppen || indompelen, soppen || soppen III-2-3
doperwten doppers: döpper (Leunen) doperwt I-7