id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33727 | draaihek | varen: vǭrǝ (Leunen) | Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.] I-8 |
24311 | dracht, drachtig zijn | telling: telling (Leunen) | dracht ve moederdier III-4-2 |
33523 | draden of randen van peulvruchten | vamen: vêêm (Leunen) | [N Q (1966)] I-7 |
17806 | dragen | dragen: dra:gə (Leunen) | dragen [DC 02 (1932)] III-1-2 |
20233 | drager van een doodskist | drager: draeger (Leunen) | drager bij een begrafenis III-2-2 |
20500 | drank | drank: draank (Leunen), drinkens: dreenkes (Leunen), Wij hebbe dreenkes zat: Wij hebben drank genoeg dreenkes (Leunen), zatsel: De zatláp haaj wer n zatsel òp Dn thuusprüver göt zien aege wér n zatsel hale zatsel (Leunen) | drank || drankwaar || hoeveelheid sterke drank, nodig om dronken te kunnen worden III-2-3 |
21153 | dreef | dreef: dreef (Leunen) | dreef [SGV (1914)] III-3-1 |
18877 | drenzen | neulen: näöle (Leunen), zaniken: sanike (Leunen), zanike (Leunen), zeuren: sööre (Leunen) | drenzen || drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] III-1-4 |
32024 | drevel, deuvel | deuvel: dȳvǝl (Leunen) | Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.] II-12 |
32061 | drevelen, deuvelen | deuvelen: dȳvǝlǝ (Leunen) | Twee houten delen, bijvoorbeeld van een verstek, door middel van drevels met elkaar verbinden. Zie ook het lemma ɛdrevelɛ, ɛdeuvelɛ.' [monogr.] II-12 |