e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leunen

Overzicht

Gevonden: 3656
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drinkkuil in de wei drink: dreŋk (Leunen), kuil: kul (Leunen) Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.] I-8
droesem bezinksel: bezeenksel (Leunen), neerslag  bezeenksel (Leunen), dik: t Dik van de soep zit oonderien  dik (Leunen), drabbik: drábbek (Leunen), As t bi‰r òp is, blieft dn drábbek aover: wanneer het werk klaar is, ziet men pas de evt. tekortkomingen Genne wien zònder drábbek: alles heeft zijn fouten  drábbek (Leunen), drats: drats (Leunen, ... ), droesem: droesem (Leunen) bezinksel || drap || droesem [SGV (1914)] III-2-3
droge plekken in moeras bult: bølt (Leunen) Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9] I-8
drogen, droog worden (van gemaaid gras) besterven: bǝstęrvǝ (Leunen) Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.] I-3
dronkaard drankmolen: draankmeule (Leunen, ... ), drankwagen: drāŋkwāgə (Leunen), drupjesheilige: Hij is ennen dröpkeshellege, dén ien alle herbaerge verieërd wert: gezegde voor iemand die een vaste en stevige drinker is  dröpkeshellege (Leunen), zatlap: Enne zatláp is enne groeëte theoloog, went hij kent alle hellegedaag Zatlep en kiender spraeke/zegge de waorhejd  zatláp (Leunen), zuiperd: zoeperd (Leunen), Enne snoeper kan mieër versoepe as enne zoeper kan verzoepe Enne zoeper hit oeëts genoeg, enne snoeper noeët t Geft mieër âlde zoepers as âlde dokters  zoeperd (Leunen), zuiplap: Enne zoepláp is enne groeëten theoloog, went hij kent alle hellegedaag: gezegde voor iemand die graag drinkt en dan een feestelijke gebeurtenis als uitvlucht heeft Zaleg zien kaost schräöm,zaej de zoepláp, en ge mòt t nog biechte ok  zoepláp (Leunen), zuipnikkel: zoepnikkel (Leunen) drinkebroer || dronkaard || dronkaard, drinkebroer || dronkelap || dronkenlap || zuiplap III-2-3
dronken teut: tø̄t (Leunen), zat: zat (Leunen), Iemes mòt hieël wat dreenke, allieër hij wer zat is Zat zien en zat werre is gâns wat ânders as zat hebbe Wat r nuchter ien zit, kumt r zat uut: dronken mensen tonen hun ware aard Zó zat as n òlliekroek/schup/ vaerke  zat (Leunen) dronken || zat [SGV (1914)] III-2-3
dronken zijn boven zijn theewater zijn: Bovve zien thieëwater zien: dronken zijn  bovve zien thieëwater zien (Leunen), een lade aanhebben: ən lāi̯ ánhɛbə (Leunen), een snede in de neus hebben: enne sneej ien de neus hebbe (Leunen), geladen zijn: Go‰d gelaaje zien: flink dronken zijn  gelaaje zien (Leunen), hem aan hebben: əm ánhɛbə (Leunen), hem in de kar hebben: m ien de kár hebbe Um m ien de kár te hebbe, mòtteveul prËve  ɛm ien de kár hebbe (Leunen), hem omhebben: Mit n fieës zien ær âlzelaeve meense die æm umhebbe  ’m umhebbe (Leunen), kachel zijn: kachel zien: dronken zijn  káchel zien (Leunen) dronken || dronken zijn || goed dronken zijn III-2-3
droogbloem droogbloem: druuëgbloem (Leunen) droogbloem III-2-1
droogdoek, theedoek droogdoek: druuëgdoēk (Leunen), dry(3)̄əx˂dūk (Leunen), handdoek: hant˂dūk (Leunen), kopjesdoek: köpkesdoēk (Leunen, ... ) afdroogdoek || de doek waarmee het afgewassen vaatwerk wordt gedroogd; zijn er verschillende soorten [DC 15 (1947)] || droogdoek voor de vaatwas || kopjeshandoek III-2-1
droogrek droogrek: dryǝxrɛk (Leunen), tuitenrek: tø̜̄tǝrɛk (Leunen) Het houten rek buitenshuis waarop men vaten, melkbussen en emmers te drogen legt. [A 15, 25; monogr.] I-11