id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32555 | eiermand | eierkorf: ęjǝrkø̜rf (Leunen) | Mand om eieren in te vervoeren. [N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.] II-12 |
24478 | eik | eik: aek (Leunen), eikenboom: aekenboeëm (Leunen), e:kemboeəm (Leunen) | eik [DC 04 (1936)] || eikeboom III-4-3 |
24479 | eikel | eikel: aekel (Leunen), e:kels (Leunen, ... ) | eikel || eikels zoeken [DC 04 (1936)] III-4-3 |
24685 | eikenbosje | eikenstruik: aekestroek (Leunen) | eikenstruik III-4-3 |
26177 | eindbord | stormplank: stǫrǝmplaŋk (Leunen) | Het windbord dat zich aan de top van de wiek bevindt. [N O, 4b] II-3 |
26146 | einde, wiek | hekwerk: hękwęrǝk (Leunen) | Elk van de vier hekwerken die vroeger gemonteerd werden op een dunne balk die aan de twee borsten werden vastgemaakt. Het woordtype roede, eigenlijk de balk waarop het hekken bevestigd wordt, wordt in een groot aantal plaatsen -totum pro parte- ook voor de gehele wiek gebruikt. Zie ook afb. 34 en de toelichting bij het lemma ɛroedeɛ.' [N O, 1g; Sche 28; A 42A, 62; A 42A, 63; monogr.; N O, 6b; N O, 6c] II-3 |
32734 | eindvoor in het midden | middenvoor: medǝ[voor] (Leunen) | De middenvoor is de laatste voor van een akker die men (met een enkele ploeg) uiteengeploegd heeft: de gemeenschappelijke eindvoor van de buitenwaarts geploegde akkerhelften. Een soortgelijke voor ontstaat ook tussen de delen van een op panden te ploegen akker. Naar gelang de omstandigheden ploegt men ofwel een brede of een diepe middenvoor, die als watervoor kan dienen, ofwel een smalle of een ondiepe voor, die desgewenst nog wordt dichtgesleept. Men zie ook het lemma de laatte voor ploegen onder A. Doorgaans heeft met name de niet-specifieke term voor alleen in dat verband de betekenis "middenvoor". [N 11, 55; N 11A, 121d; JG 1a + 1b; monogr.] I-1 |
24142 | ekster | ekster: ekster (Leunen) | ekster [SGV (1914)] III-4-1 |
18112 | eksteroog | eksteroog: eksterŏŏëg (Leunen) | likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] III-1-2 |
24970 | elders, ergens anders | anders: ânders (Leunen), vreemd: Vb. - ien de vrimde de kaost verdi‰ne. - òp de vrimde gaon. vrimde (Leunen) | elders, ergens anders || op een andere plaats, tijd III-4-4 |