e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Leveroy

Overzicht

Gevonden: 489
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huismus, mus dakmus: daakmös (Leveroy), huiskets: hoeskets (Leveroy, ... ), huismus: (hoes)mös (Leveroy), ouder  hoesmös (Leveroy) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || huismus III-4-1
huiszwaluw burgerzwalg: börgerzjwalg (Leveroy), zwalg: zwalg (Leveroy) huiszwaluw III-4-1
huiveren rijderen: riejere (Leveroy) huiveren, bijv. van koe [grille, de griezel op het lijf krijge, rijeren] [N 10 (1961)] III-1-2
huiverig schuiverig: schuuverig (Leveroy) huiverig [schuuverig] [N 10 (1961)] III-1-2
huivering schuiver: schuuver (Leveroy), schuivering: schuuvering (Leveroy) huivering [gril] [N 10 (1961)] III-1-2
hurken op het hukje gaan zitten: op t huukske goan zette (Leveroy) hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
ijs (alg.) ijs: ies (Leveroy) ijs [DC 03 (1934)] III-4-4
ijsberen gejaagd lopen: gejaagdj laupe (Leveroy) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsvogel waterspecht: waaterspecht (Leveroy) ijsvogel III-4-1
ijzeren haak aan de puthaak puthaak: pøͅthōͅk (Leveroy), putkling: pøͅtkleŋk (Leveroy) [N 12 (1961)] I-7