e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pachten pachten: pachte (Limbricht) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1
pad aanmaaien (baan, weg) zichten: zixtǝ (Limbricht) Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b] I-4
paddestoel (alg.) paddestoel: padəštô.l (Limbricht) paddestoel [RND] III-4-3
pafferig dik, opgeblazen van lijf opgeblazen (dik): opgeblaoze (Limbricht, ... ) dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)] III-1-1
pak, kostuum kostuum: kosjtuum (Limbricht) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] III-1-3
palmboompje palmenstruik: -  paume(sjtroek) (Limbricht) palm (Buxus sempervirens) [DC 69 (1994)] III-4-3
pannenkoek koek: Syst. WBD  kouk (Limbricht), pannenkoek: Syst. WBD  pannekouk (Limbricht) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag beslag: Syst. WBD  besjlaag (Limbricht) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenlap kooklapje: kaoklepke (Limbricht), kwezel: kwezel (Limbricht) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pap pap: pap (Limbricht), Syst. WBD  pap (Limbricht) pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3