17640 |
ruggengraat |
ruggenstrang:
rŭŏggesjtrank (L434p Limbricht)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (L434p Limbricht)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
ruuke (L434p Limbricht)
|
ruiken [DC 53 (1978)]
III-1-1
|
33750 |
ruin |
ruin:
rūn (L434p Limbricht)
|
Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.]
I-9
|
22753 |
ruiten in het kaartspel |
ruiten:
ruiten (L434p Limbricht)
|
Hoe noemt u van het kaartspel de verschillende symbolen? (Het gaat om de gewone namen, niet om woorden voor "troef"enz.). - III. Ruiten. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
34024 |
rund |
rind:
rɛnt (L434p Limbricht)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
20691 |
runderlapjes |
biefstuk:
Syst. WBD
biefsjtök (L434p Limbricht)
|
Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34022 |
rundvee |
vee:
vē (L434p Limbricht)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
20666 |
rundvleessoep |
rindvleessoep:
Syst. WBD
rèndjvleisjsop (L434p Limbricht)
|
Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21081 |
sabbelen |
sabbelen:
zabbele (L434p Limbricht)
|
sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)]
III-2-3
|