24897 |
schemeren |
grauwen:
⁄t grouwe (L434p Limbricht),
schemeren:
(bij het opgaan van de zon gezegd als er nog weinig licht is): t sjeemert.
sjeemere (L434p Limbricht)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t sjeemert mich veur de aoge (L434p Limbricht)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19564 |
schenkkan |
bierkaraf:
beierkraf (L434p Limbricht),
karaf:
kraf (L434p Limbricht),
schnaps-karaf:
sjnapskraf (L434p Limbricht)
|
karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18298 |
scheren |
scheren:
lange è
sjâre (L434p Limbricht)
|
scheren [DC 38 (1964)]
III-1-3
|
34199 |
scherp inhebben |
(het) scherp inhebben:
ǝt šɛrp enhø̜bǝ (L434p Limbricht)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|
17726 |
scherp kijken |
scherp kijken:
sjerp kieke (L434p Limbricht)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20687 |
schijf braadspek |
braai spek:
Syst. WBD
brao sjpek (L434p Limbricht)
|
Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32787 |
schijveneg, vleugeleg |
schijf[eg]:
šīf˱[eg] (L434p Limbricht)
|
Een schijveneg is eigenlijk geen eg in de oorspronkelijke zin van het woord. Het is een dooreen tractor of door twee paarden getrokken werktuig, dat in wezen bestaat uit een aantal schotelvormige schijven, verdeeld over twee assen die met elkaar een verstelbare stompe hoek vormen. Zie afb. 65. Doordat de schijven schuin staan ten opzichte van de trekrichting, snijden ze met hun randen wringend door de grond. De grond wordt zo losgemaakt en verkruimeld. In dit lemma zijn ook termen opgenomen die verkregen werden door de woordvraag vleugeleg. Dat schijnt een op de schijveneg gelijkend werktuig te zijn, dat in plaats van geheel ronde, sterk gekartelde schijven ("schotels met happen eruit") heeft. Zie afb. 66. Hoe ''eg'' en ''eg'' moeten worden opgevat, is aangegeven in het lemma ''eg''. Voor het variantgedeelte ''wel'' zie men het lemma ''landrol''. [N 11, 72f + h; N 11A, 153 + 169d + h; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelenmetsje:
aerpelmetske (L434p Limbricht),
schilmetsje:
sjèlmetske (L434p Limbricht)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21244 |
schip |
schip:
še.p (L434p Limbricht)
|
schip [RND]
III-3-1
|