e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slipjas slippenjas: sjluppejas (Limbricht) jacquetjas, zwarte jas met lange achterpanden [pitteleer, pieteloer, slipjas, frak, batsesleeger, billentikker, klaovert, steekert] [N 23 (1964)] III-1-3
slobkous slobkous: sjlópkouse (Limbricht) voetbekleedsel zonder zool, dat over de schoenen (en enkels) wordt gedragen [slopkous, soepjee] [N 24 (1964)] III-1-3
slokdarm krop: krop (Limbricht), slokdarm: sjlŏkderm (Limbricht) slokdarm [krop, gorgel] [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren dommelen: dŏmmele (Limbricht) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluitklep klep: klep (Limbricht) klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] III-1-3
sluitstuk van de asstroppen asbedbrug: as˱bęt˱brøk (Limbricht) Verbindingsstuk waarmee de asstroppen met behulp van moeren en bouten om het asblok heen gesloten worden. Zie ook afb. 195. [N G, 48c] II-12
slurpen slurpen: sjlurpe (Limbricht) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
smaak smaak: sjmaak (Limbricht, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] III-1-1
smalle buikriem buikriem: būkręi̯m (Limbricht) Riem of ketting die onder de buik van het paard doorloopt en beide strengen verbindt. Vergelijk ook lemma Brede Buikriem. [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 61] I-10
snauwen, grauwen afsnauwen: aafsjnauwe (Limbricht) snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4