20746 |
tulband |
bonte, een -:
Syst. WBD
bôntj (L434p Limbricht),
tulband:
Syst. WBD
tulbandj (L434p Limbricht)
|
Tulband (redong, bont, bontekoek, turkse muts, sultan?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21648 |
tweede verkoping |
bieden (ww.):
Opm. werten; beije = bieden.
dan wurd geboae (L434p Limbricht)
|
de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20758 |
uienpannenkoek |
ajuinenkoek:
Syst. WBD
unnekouk (L434p Limbricht)
|
Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34157 |
uieren |
uieren:
(de koe) ȳjǝrt (L434p Limbricht),
(de koe) ȳrt (L434p Limbricht)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
22874 |
uit (voetbal) |
uit:
oet (L434p Limbricht)
|
(De bal is) uit. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
21664 |
uit de hand verkopen |
uit de hand verkopen:
oet de handj verkoupe (L434p Limbricht)
|
Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34169 |
uitgeteld zijn |
uitgeteld zijn:
(de koe is) ūtgǝtɛlt (L434p Limbricht)
|
De koe staat op het punt te gaan kalven. [N 3A, 43]
I-11
|
17854 |
uitglijden |
uitlitsen:
oetlitsje (L434p Limbricht),
uitschampen:
oetsjampe (L434p Limbricht)
|
uitglijden [ötschampe, uitslibbere, uitschuive] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34349 |
uitslag vertonend |
branderig:
brɛnjǝrǝx (L434p Limbricht)
|
Gezegd van een varken dat lijdt aan de vlekziekte. [N 19, 27b]
I-12
|
22343 |
uitsliepen |
sliepuit doen:
sjliep oet doon (L434p Limbricht)
|
uitsliepen [sliep oet doon] [N 07 (1961)]
III-3-2
|