24264 |
veldleeuwerik, leeuwerik |
leeuwerik:
leeuwerik (L434p Limbricht),
liewerk:
leeuwerk (L434p Limbricht)
|
Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik: veldleeuwerik (17,5 zeer bekend; overal op het open veld, talrijk op trek; prachtige, luide, langdurige zang hoog in de lucht [N 09 (1961)]
III-4-1
|
32842 |
veldstrengen |
kettingen:
kęteŋǝ (L434p Limbricht),
klinken:
klęŋkǝ (L434p Limbricht)
|
De beide koorden of kettingen waaraan een paard via het zwenghout een akkerwerktuig voorttrekt; vergelijk afb. 98. Deze zijn gewoonlijk langer dan de strengen van een paard dat voor een kar of wagen gespannen is. Termen die toepasselijk zijn op de strengen en het zwenghout tezamen, zijn bijeengezet aan het einde van dit lemma. Voor varianten of delen daarvan in de ''...''-vorm zij verwezen naar de lemmata ''ploeg'' en ''zwenghout''. De in het vorige lemma onderscheiden typen eegdhaam, eeghaam, eghaam en hun varianten zijn hieronder meestal door ''eghaam'' resp. ''eghaam'' gesubstitueerd. [.IG 1b + 1c + 2c; N 11A, 103d; N 13, 57 + 58; div.; monogr.]
I-2
|
26403 |
velg |
velg:
vɛlǝx (L434p Limbricht),
(mv)
vɛlgǝ (L434p Limbricht),
velgenband:
vɛlgǝbantj (L434p Limbricht)
|
De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit één stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.]
I-13
|
32217 |
velgspaakpen |
velgpin:
vɛlǝxpen (L434p Limbricht)
|
Het penvormig gesneden of gedraaide uiteinde van de spaak dat in de velg wordt gestoken. De velgspaakpennen worden met behulp van hamer en beitel aan de spaken gestoken of door middel van een speciaal werktuig, de pennendraaier, aan de spaken gedraaid. Het wiel in wording ligt daarbij horizontaal op de wielstoel. Zie ook het lemma ɛspaakɛ in wld I.13, pag. 18-19.' [N G, 44c]
II-12
|
32219 |
vellingspanner |
velgenspanner:
vɛlgǝšpanǝr (L434p Limbricht)
|
Houten werktuig waarmee men de velgsegmenten van een klein wiel, bijvoorbeeld van een kruiwagen, bijeen houdt en aanspant. Het bestaat uit een touw dat om de velgsegmenten wordt geslagen en door middel van een schroef of draaispil wordt aangespannen. Zie ook afb. 191. Volgens de respondenten uit Oirsbeek (Q 33) en Klimmen (Q 111) werd de vellingspanner weinig gebruikt. [N G, 14]
II-12
|
30332 |
vensterluiken |
blinden:
blenjǝ (L434p Limbricht)
|
Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.]
II-9
|
34575 |
verbindingspennen |
gudpin (enkelv.):
gø̜tpen (L434p Limbricht)
|
De houten of ijzeren pennen die de vergaringen met elkaar verbinden. [N 17, 66; N G, 45d]
I-13
|
34155 |
verdrogen |
nalaten:
nǭlǭtǝ (L434p Limbricht),
verzijen:
vǝrzii̯ǝ (L434p Limbricht)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
30272 |
vergaring |
kopse kant:
kǫpsǝ kantj (L434p Limbricht)
|
De verbindingen of de raakvlakken tussen de uiteinden van de velgblokken. [N 17, 66; N G, 45c, monogr]
I-13
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
verhoal (L434p Limbricht)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|