29941 |
verstekhaak |
verstekhaak:
vǝrštękhǭk (L434p Limbricht)
|
Een winkelhaak waarvan de benen onderling een hoek van 450 vormen. De verstekhaak wordt gebruikt om versteklijnen af te tekenen en om te controleren op haaksheid. Zie ook afb. 104 en het lemma ɛverstekhaakɛ in Wld II.9, pag. 10-11 en Wld II.11, pag. 57.' [N 53, 188; N E, 18a; monogr.]
II-12
|
21653 |
vervaldag |
jaarlijkse aflossing:
jaorlijkse aaflossing (L434p Limbricht)
|
betaaldag, jaarlijkse ~ bij de notaris [bamis?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
sjtoake (L434p Limbricht)
|
stoken [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezaol (L434p Limbricht)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizooltasje (<fr.):
kamezaoltèsjke (L434p Limbricht)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwɛi̯ (L434p Limbricht)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
op de vetweide laten gaan:
ǫp dǝ vɛtwęi̯ lǭtǝ gǭn (L434p Limbricht)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L434p Limbricht)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvî:rt (L434p Limbricht)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
de koffie (L434p Limbricht),
vierurenskoffie, de -:
veijeroereskoffee (L434p Limbricht)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 16 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|