25125 |
waaienx |
blazen:
blaoze (L434p Limbricht),
hae bleest (L434p Limbricht),
waaien:
waije (L434p Limbricht)
|
waaien [N 22 (1963)]
III-4-4
|
21617 |
waarde van 30 stuiver |
daalder:
daalder (L434p Limbricht)
|
waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17952 |
waden |
baden:
baaje (L434p Limbricht)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
Syst. WBD
waffel (L434p Limbricht)
|
Wafel [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32188 |
wagenmaker |
radmaker:
rātmē̜kǝr (L434p Limbricht)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
32191 |
wagenmakerij |
werkhuis:
węrkǝs (L434p Limbricht)
|
De werkplaats van de wagenmaker. [N G, 3]
II-12
|
17943 |
waggelen |
strompelen:
sjtrŏmpele (L434p Limbricht)
|
lopen: onvast, wankelend lopen [stroemele, striemele, strampele] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20979 |
walnoot |
noot:
mv. neut
noot (L434p Limbricht)
|
Hoe noemt men de vrucht van de walnoot of okkernoot (Juglans regia L.)? [DC 17 (1949)]
III-2-3
|
18692 |
wambuis |
wambuis:
wammes (L434p Limbricht)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17929 |
wandelen |
kuieren:
i.e. langzaam lopen.
kuiere (L434p Limbricht),
wandelen:
wanjele (L434p Limbricht, ...
L434p Limbricht)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)]
III-1-2
|