19557 |
bordenrek, schotelrek |
telderrekje:
téijerrekske (L434p Limbricht)
|
rekje aan de wand waarop bordjes of sierbordjes worden geplaatst (teerekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19563 |
borrelglaasje |
drupjesglaasje:
dröpkesglaeske (L434p Limbricht)
|
jeneverglaasje met een voetje (borrel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17578 |
borstelig haar |
haar wie een borstel:
haor wie ne beusjtel (L434p Limbricht)
|
borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33969 |
borstriem |
borstband:
bors˱bant (L434p Limbricht)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
lijfje:
lifke (L434p Limbricht),
stoep:
sjtup (L434p Limbricht)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
onderstoep:
óngersjtup (L434p Limbricht)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
lijfje:
lifke (L434p Limbricht)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
spang:
sjpang (L434p Limbricht)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
borsthaam:
borshām (L434p Limbricht)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18528 |
borstzak(je) |
pochettasje (<fr.):
pochettesjke (L434p Limbricht)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|