e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: brøg (Limbricht) brug [RND] III-3-1
bruid bruid: broed (Limbricht) bruid [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidegom man: man (Limbricht) bruidegom [DC 05 (1937)] III-2-2
bruidje in de processie bruidje: ei brūūtje (Limbricht) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
brullen brullen: brølǝ (Limbricht) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul: brøl (Limbricht) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
buik (spotnamen) voorhang: veurhang (Limbricht) buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikpijn buikpijn: boekpien (Limbricht) buikpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
buil op het hoofd bult: böltj (Limbricht) buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)] III-1-2
buitenspel af-side: afsait (Limbricht) Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2