21169 |
brug |
brug:
brøg (L434p Limbricht)
|
brug [RND]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
broed (L434p Limbricht)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
man:
man (L434p Limbricht)
|
bruidegom [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
ei brūūtje (L434p Limbricht)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
34138 |
brullen |
brullen:
brølǝ (L434p Limbricht)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34196 |
brulziekte |
brul:
brøl (L434p Limbricht)
|
Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C]
I-11
|
17635 |
buik (spotnamen) |
voorhang:
veurhang (L434p Limbricht)
|
buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boekpien (L434p Limbricht)
|
buikpijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
bult:
böltj (L434p Limbricht)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
22875 |
buitenspel |
af-side:
afsait (L434p Limbricht)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|