e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoed: spotnamen doppes: döppes (Limbricht), hondskooi: hóndsjkooi (Limbricht), kachelpijp: kachelpiep (Limbricht), kooi: kooi (Limbricht), tietz: titsj (Limbricht), spottend voor elke hoed  titsj (Limbricht) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̜jǝ (Limbricht) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoedenspeld hoedspang: houdsjpang (Limbricht) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef van de koe hoef: huf (Limbricht), schoen: šōn (Limbricht) De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b] I-11
hoefijzer hoefijzer: huf˱īzǝr (Limbricht) IJzeren hoefbescherming, meestal in de vorm van de onderrand van de hoef. Het hoefijzer wordt doorgaans met behulp van hoefnagels aan de hoef bevestigd. Zie ook afb. 221 en het lemma ɛhoefijzer met speciale vorm of uitrustingɛ.' [N 13, 84; N 33, 352; L 35, 104; L 27, 6 add.; JG 1a; JG 1b; monogr.; Vld.] II-11
hoekschop corner (eng.): körner (Limbricht) Hoekschop. [DC 49 (1974)] III-3-2
hoepel reep: reip (Limbricht) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] III-3-2
hoepelrok repenrok: reiperok (Limbricht) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoesten blaffen: (blaffe) (Limbricht), hoesten: haoste (Limbricht) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2
hoeveelheid hooi die men opsteekt gaffel: gafǝl (Limbricht) De hoeveelheid hooi die de opsteker in één keer met z''n gaffel aangeeft aan de optasser. Zie voor het vocalisme van het woordtype riek de opmerking in de semantische toelichting bij het lemma ''houten schudgaffel'' en bij het lemma ''hooihark''.' [N 14, 118; A 34, 5a] I-3