e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kalven kalven: kau̯wvǝ (Limbricht) Een kalf ter wereld brengen, gezegd van de koe. [JG 1a, 1b; N 3A, 46; S 16; L 1a-m; monogr.] I-11
kalverjuk juk: jǭk (Limbricht) Driehoekig raam om de nek van een kalf. [N 3A, 14f] I-11
kam kam: wie ich het wol kömme ging miene kamp kepot (Limbricht) Kam. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kamerjas kamerjas: kamerjas (Limbricht) kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)] III-1-3
kamille (alg.) kamille: Uitspraak o.g.v. vraag 002  kemille (Limbricht) echte kamille [DC 50 (1975)] III-4-3
kamizool kamizool (<fr.): betekenis: jasvest  kammezaol (Limbricht) kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kammen kammen: wie ich het wol kömme ging miene kamp kepot (Limbricht) Kammen. Toen ik ’t wou kammen ging mijn kam stuk. [DC 39 (1965)] III-1-3
kandelaar kaarsenluchter: kaerseluchter (Limbricht) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
kans kans: kans (Limbricht) kans: Als hij - ziet zal hij proberen je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
kantbeitel kapbeitel: kap˱bęjtǝl (Limbricht) Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.] II-12