e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limbricht

Overzicht

Gevonden: 2000
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kiel kiel: keil (Limbricht) kiel, blauwlinnen of katoenen jasje van werklieden en boeren [keel, toekiel, kletsjet, plankerten] [N 23 (1964)] III-1-3
kievit kievit: kievit (Limbricht) kievit (31 ronde vleugels; kuifje; bekend van de eierenraperij [N 09 (1961)] III-4-1
kikker kwakkerd: kwakərt (Limbricht) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril kwakkerdeneitjes: kwakərtə-ɛi̯kəs (Limbricht) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)eieren, eitjes: kwakərtə-ɛi̯kəs (Limbricht) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkervisje koelkop: koelkop (Limbricht) kikkervisje [DC 17 (1949)] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: keindj (Limbricht, ... ) kind [DC 03 (1934)], [DC 05 (1937)] III-2-2
kinderkleren kinderkleren: kénjerkleijer (Limbricht) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinketting kinketting: kenkęteŋ (Limbricht) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kipkap kipkap: Syst. WBD  kipkap (Limbricht), preskop: Syst. WBD  preskop (Limbricht) Kleine blokjes vlees, gesneden uit hart, nieren en ander binnenvlees (kipkap, kluisters?) [N 16 (1962)] III-2-3