20688 |
bal gehakt |
frikadel:
Syst. WBD
frikkedel (L434p Limbricht)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21296 |
balans |
dubbel warshout:
dø̜bǝl wē̜ǝshǫu̯t (L434p Limbricht)
|
Dwarshout, dat met een haak aan een wagen vastgemaakt wordt en waar de strengen van de - meestal twee of drie - paarden aan bevestigd worden. Dit dwarshout is dubbel zo breed als het gewone zwenghout (zie dat lemma). Het wordt alleen gebruikt in de streken met de zwaardere en meer vruchtbare grond: Haspengouw en het Maasland. Uit de rest van Limburg waren er hier en daar ook opgaven, maar aangezien deze steeds identiek waren met die voor het gewone zwenghout, kan men aannemen dat het om vergissingen gaat. Dit dubbele zwenghout komt ook voor bij de ploeg en de eg (zie het lemma evenaar, tweespanszwenghout in wld I.2). [N 17, 69b; N G, 65b; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 34, 11; monogr.]
I-13
|
18605 |
balein |
balein:
blain (L434p Limbricht)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20695 |
balkenbrij |
bloed:
Syst. WBD
blout (L434p Limbricht),
kruipuit:
Syst. WBD
kroepoet (L434p Limbricht)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32309 |
band |
band:
bant (L434p Limbricht),
reep:
ręjp (L434p Limbricht)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
34084 |
banden |
banden:
bɛnj (L434p Limbricht)
|
Een duidelijk zichtbare spierbundel even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen, die zich ontspant wanneer de koe moet kalven. [N 3A, 111a]
I-11
|
18322 |
bandschort met borststuk |
scholk:
sjolk (L434p Limbricht)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18848 |
bangerik |
schouwerik:
eine schuujerik (L434p Limbricht)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
21633 |
bankbiljet |
briefje:
breifke (L434p Limbricht)
|
bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
24120 |
barmsijs |
bergsijsje:
bergsieske (L434p Limbricht)
|
sijs: barmsijs (12,5 bruin, met steeds rood voorhoofd en zwart sikje; alleen in sommige jaren op trek; gewoonten als sijs [006]; ook in mast- en berkenbos; twee soorten [N 09 (1961)]
III-4-1
|