32246 |
kuiper |
kuiper:
kȳpǝr (L434p Limbricht)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
18545 |
kuitbroek |
driekwart:
driekwart (L434p Limbricht)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns[mest] (L434p Limbricht)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) zaaien:
zēǝ (L434p Limbricht)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
18657 |
kussentje op het hoofd |
wis:
WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.
wösj (L434p Limbricht)
|
kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (L434p Limbricht)
|
kwaal [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L434p Limbricht)
|
kwartel (18 kleine uitgave van patrijs [098], wat anders gekleurd en nu veel zeldzamer; zomervogel; vroeger erg geliefd vanwege de roep [kwik, wik-wik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartje (L434p Limbricht)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
31933 |
kwastenboor |
stopboor:
štǫp˱bǭr (L434p Limbricht)
|
Boorijzer dat in de booromslag wordt geplaatst en wordt gebruikt om kwasten uit hout te verwijderen. De kwastenboor heeft een centreerpunt om de boor te geleiden, maar het feitelijke boren gebeurt met een van snijvlakken voorziene, verticale mantel die zorgt dat er een gat met een vlakke bodem in het hout ontstaat. In plaats van de uitgeboorde kwast wordt later een houten prop geslagen. (Handboek Gereedschap, pag. 207). Zie ook afb. 77. [N G, 31f]
II-12
|
21668 |
kwitantie |
kwitantie:
kwittansie (L434p Limbricht)
|
kwitantie, bewijs van schulddelging [N 21 (1963)]
III-3-1
|