17777 |
voet |
voet:
veut (Q104a Limmel),
voot (Q104a Limmel)
|
voet [SGV (1914)] || voeten [SGV (1914)]
III-1-1
|
33732 |
voetgangershek |
haspel:
haspǝl (Q104a Limmel)
|
Een smalle doorgang tussen weien of landerijen. Men kent verschillende vormen zowel van ijzer als van hout gemaakt. Nogal toegepast is een houten of een ijzeren kruis dat kan draaien op een zware paal. Verder komen voor een draaiende haspel of draaimolentje, een hek van latwerk, drie palen in een driehoek geplaatst, twee horizontale balken waar men doorheen moet kruipen, een klapdeurtje of vaste palen die een bocht vormen. De benamingen voor de verschillende vormen wijken zo weinig van elkaar af dat ze in één lemma zijn ondergebracht. [A 25, 6; A 25, 8; L 19B, 5a; L 19B, 6; S 43; monogr.]
I-8
|
24268 |
vogel, algemeen |
vogel (enk.):
vogel (Q104a Limmel),
vogel (mv.):
vögel (Q104a Limmel)
|
vogel [SGV (1914)] || vogels [SGV (1914)]
III-4-1
|
34304 |
volwassen, mannelijk varken (ongesneden) |
beer:
bīr (Q104a Limmel)
|
De benamingen in dit lemma duiden op het volwassen, ongesneden, mannelijk varken. Opgaven voor het volwassen, ongesneden, mannelijk varken die beantwoorden aan de woordtypen berg en barg zijn verplaatst naar het lemma ''gesneden mannelijk varken'' (1.2.2). Zie afbeelding 1. [N 19, 7; RND 46 en 84; S 2; A 4, 4a; L 1a-m; L 20, 4a; L 37, 49d; L 14, 12; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
20174 |
voogd |
momber:
mommer (Q104a Limmel),
voogd:
voog (Q104a Limmel)
|
voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
29951 |
voorhamer |
voorhamel:
vø̄rhāmǝl (Q104a Limmel)
|
Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c]
II-9
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
sjollek (Q104a Limmel)
|
voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|
23333 |
voorteken |
voorteken:
veurteike (Q104a Limmel)
|
voorteeken [SGV (1914)]
III-3-3
|
34015 |
vooruit |
voort:
vǫrt (Q104a Limmel)
|
Voermansroep om het paard vooruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95f en 96; L 1 a-m; L B 2, 253; L 26, 2; L 36, 81a; S 41; monogr.]
I-10
|
25202 |
vorst, het vriezen |
vrost:
vros (Q104a Limmel)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)]
III-4-4
|