33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zant (Q104a Limmel)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
liester (Q104a Limmel)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zanike (Q104a Limmel),
zeveren:
zeivere (Q104a Limmel)
|
zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
19560 |
zeef |
zeef:
zeef (Q104a Limmel)
|
zeef [SGV (1914)]
III-2-1
|
19472 |
zeemlap |
leren lap:
lêre lap (Q104a Limmel)
|
zeem (leder) [SGV (1914)]
III-2-1
|
19644 |
zeepsop |
luter:
luter (Q104a Limmel),
(zeeo).
luter (Q104a Limmel)
|
sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)]
III-2-1
|
25140 |
zeer warm weer |
hits:
hits (Q104a Limmel)
|
hitte [SGV (1914)]
III-4-4
|
21404 |
zeggen |
zeggen:
zègge (Q104a Limmel)
|
zeggen [SGV (1914)]
III-3-1
|
21087 |
zemelen |
zemelen:
zēmǝlǝ (Q104a Limmel)
|
De bij het malen van graan afgescheiden en fijngemaakte hulzen van de korrels, die na het zeven als grofste afval overblijven. In Q 99* kent men zowel zemelen als klijen. De laatstgenoemde term wordt gebruikt voor de velletjes in het zeefsel. Zie ook het lemma ɛzemelenɛ in wld II.1, pag. 83. Het materiaal dat hier is opgenomen, vormt een aanvulling op het genoemde lemma in wld II.1.' [S 45; N O, 38d; N O, 38e; JG 1a; JG 1b; JG 2c; Vds 250; Jan 141; Coe 219; Grof 249; monogr.]
II-3
|
17826 |
zetten |
zetten:
zètte (Q104a Limmel)
|
zetten [SGV (1914)]
III-1-2
|