20137 |
graf |
graf:
graaf (Q104a Limmel)
|
graf [SGV (1914)]
III-3-3
|
21460 |
grap |
ui:
Van Dale: ui, 5. grap, kwinkslag.
ui (Q104a Limmel)
|
ui (grap) [SGV (1914)]
III-3-1
|
19208 |
grappig |
grappig:
grappig (Q104a Limmel)
|
grappig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grās (Q104a Limmel)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
32883 |
grasmaaimachine |
maaimachine:
mɛi̯mǝšin (Q104a Limmel)
|
Het door één of twee paarden getrokken tweewielig werktuig uit het begin van de mechanisatie om gras te maaien. Zie afbeelding 6. [N J, 1a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-3
|
33673 |
graszode |
groes:
grǫu̯zǝ (Q104a Limmel)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
18880 |
grijnzen |
grijnslachen:
grinsjlache (Q104a Limmel)
|
grijnzen [SGV (1914)]
III-1-4
|
33685 |
grind |
grind:
grent (Q104a Limmel),
kiezel:
kizǝl (Q104a Limmel)
|
Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
21328 |
groentevrouw |
groentevrouw:
greuntevrouw (Q104a Limmel)
|
groentevrouw [SGV (1914)]
III-3-1
|
21329 |
grof |
grof:
groof (Q104a Limmel)
|
grof [SGV (1914)]
III-3-1
|