19886 |
huurhuis |
huis om te verhuren:
hoes ŭm te verheure (Q104a Limmel)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
meepenning:
meepenning (Q104a Limmel)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
huwelijk:
huwelik (Q104a Limmel)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iesjele (Q104a Limmel)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (Q104a Limmel)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|
21334 |
illustratie |
illustratie (<fr.):
illustratie (Q104a Limmel)
|
illustratie [SGV (1914)]
III-3-1
|
18849 |
ingetogen |
modest:
modĕs (Q104a Limmel)
|
ingetogen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
ingewanden:
ingewande (Q104a Limmel)
|
ingewanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
26785 |
inkuilen |
inkuilen:
e.nkǫu̯lǝ (Q104a Limmel)
|
De aardappelen worden met de slagkar van het veld naar de boerderij vervoerd en daar op een droge plaats voorlopig opgeslagen om uit te wasemen. Vroeger gebeurde dit in de kelder onder de bakoven (zie aflevering I.6 over de bedrijfsgebouwen van de boerderij). Tegen de winter worden de aardappelen ingekuild, dat wil zeggen in een aardappelkuil of -groeve gestort. De algemene benamingen voor deze handeling staan in dit lemma bijeen. Zie verder het lemma Aardappelkuil, -Groef. [N 12, 28; JG 1a, 1b; S 16; monogr.; add. uit N 12, 29; L 1, a-m; S 19]
I-5
|
20827 |
inzouten |
zouten:
zaute (Q104a Limmel)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|