22751 |
muziek |
muziek:
meziek (Q104a Limmel)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q104a Limmel)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|
28708 |
naaien |
naaien:
nɛ̄jǝ (Q104a Limmel)
|
Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.]
II-7
|
18184 |
naakt |
naaks:
naaksj (Q104a Limmel)
|
naakt [SGV (1914)]
III-1-3
|
26113 |
naald |
naald:
nǭlt (Q104a Limmel),
naalde:
nǭljǝ (Q104a Limmel)
|
De naald is een draad gehard staal, voorzien aan de ene zijde van een spitse punt en aan de andere zijde van een oog om de draad door te steken. De kleermaker of naaister gebruikt ze om te naaien, te stoppen of te borduren. Men kent naalden in verschillende lengtes en diktes. De keuze van de naald hangt af van het beoogde doel, de draad en dikte van de draad en de dikte van de stof (Gerritse, pag. 26 en 27). [N 59, 11a; N 62, 49a; N 62, 49c; L 5, 2; L 8, 29; L B1, 76; Gi 1.IV, 13a; MW; Wi 6; S 25; monogr.]
II-7
|
23324 |
naar de kerk |
naar de kerk:
noa de kèrk (Q104a Limmel)
|
naar [~ de kerk] [SGV (1914)]
III-3-3
|
34013 |
naar links |
haar:
hār (Q104a Limmel)
|
Voermansroep om het paard naar links te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95 c, 95d en 96; L 1 a-m; L B 2, 255; L 26, 2; L 36, 81c; S 12; monogr.]
I-10
|
34014 |
naar rechts |
hot:
hǫt (Q104a Limmel)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegaal (Q104a Limmel)
|
nachtegaal [SGV (1914)]
III-4-1
|
18937 |
nadeel |
nadeel:
noadeil (Q104a Limmel),
scha:
sja (Q104a Limmel)
|
nadeel [SGV (1914)]
III-1-4
|