e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Limmel

Overzicht

Gevonden: 1344
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schrokken gulzig eten: gölzig ête (Limmel) schrokken [SGV (1914)] III-2-3
schuchter bleu: bluu (Limmel) bloode [SGV (1914)] III-1-4
schuifopening schuifopening: sxø̄f˱ōpǝneŋ (Limmel) De opening in de kalkbak die met behulp van de schuif wordt afgesloten. [N 30, 32d] II-9
schuimspaan schuimlepel: sjuimlepel (Limmel) schuimspaan [SGV (1914)] III-2-1
schuldig (zijn) schuldig (zijn): ps. omgespeld volgens Frings.  sjø͂ͅllig (Limmel) schuldig [SGV (1914)] III-3-1
schurft rui: roew (Limmel) schurft [SGV (1914)] III-1-2
schurk, smeerlap schavuit: sjavuit (Limmel) schavuit [SGV (1914)] III-1-4
schutter schutter: sjötter (Limmel) schutter [SGV (1914)] III-3-2
schutters schutters: sjötters (Limmel) schutters (mv.) [SGV (1914)] III-3-2
schuur schuur: šø̄r (Limmel) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6