17899 |
slepen |
slepen:
släpen (L355a Linde)
|
slepen (sleepen) [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
33957 |
sluitriem |
leertje:
lē̜rkǝ (L355a Linde)
|
Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13]
I-10
|
19421 |
smeulen |
smeulen:
het vīr smēlt (L355a Linde)
|
smeulen [ZND 06 (1924)]
III-2-1
|
31196 |
smidsgereedschap |
getuig:
gǝtęjx (L355a Linde)
|
De algemene benaming voor al het gereedschap van de smid. [L 19A, 13; monogr.]
II-11
|
18134 |
snijwonde |
snee:
snē en ə ven`ər (L355a Linde)
|
snede (insnijding) in de vinger [ZND 06 (1924)]
III-1-2
|
33996 |
snoer |
koord:
kōrt (L355a Linde)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
20664 |
soep |
sop:
Syst. Frings
soͅp (L355a Linde)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
Syst. Frings
krɛpkəs (L355a Linde)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33222 |
sorteren met de hand |
uitrapen:
ǫu̯trāpǝ (L355a Linde)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
sxep (L355a Linde)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|