20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
Syst. Frings
spɛkkōk (L355a Linde)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18088 |
spit |
schot in de rug:
sxot enə rex (L355a Linde)
|
een schietende pijn in de lenden (geschot ?) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
33266 |
spurrieschoof |
hokje:
hǭkskǝ (L355a Linde)
|
Pas gemaaide en gebonden spurrieschoof. In L 164, 266, 270, 289*, 289b, 290, 291, 320, 325 en 387 wordt opgemerkt dat spurrie niet werd gebonden, maar op staken gezet. De zegsman uit L 320 is uitvoerig: "De spurrie werd vroeger gedroogd aan stokken met de lengte van bonestaken, echter dikker. Onder om deze ¯spörriestaek¯ werd eerst een strowis strak vastgebonden, tegen het afzakken van de spurrie. De te drogen spurrie werd vervolgens in lange losse rollen gewikkeld en om de staken gedraaid. In latere tijd -na de tijd dat de spurrie op spörriestaek werd gedroogd- had men een andere methode: gewone bonenstaken werden schuin en dicht naast elkaar tegen een muur of meestal tegen een tuinheg (betere droging) gezet. Hier werd de spurrie los opgestapeld. Deze noemde men ɛhalleɛ. [N 15, 18f]
I-5
|
20125 |
staart |
staart:
start (L355a Linde),
staartje:
steͅrtjə (L355a Linde)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)]
III-4-2
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
startlē̜r (L355a Linde)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
33928 |
stalband |
stalband:
stalbant (L355a Linde)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
20677 |
stamppot |
moes:
Syst. Frings
mus (L355a Linde),
potage:
Syst. Frings Petazie: gekookte groente in de stamppot gedaan
pətazi (L355a Linde),
stomp:
Syst. Frings
stōmp (L355a Linde)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17821 |
steek |
steek:
messensteek (L355a Linde),
steek (L355a Linde),
stēͅk (L355a Linde)
|
een steek (van een mes) [ZND 31 (1939)] || een steek met een mes [ZND 07 (1924)]
III-1-2
|
34018 |
stilstaan |
hou:
hou̯ (L355a Linde)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
33104 |
stoppelland |
stoppelland:
stǫpǝlant (L355a Linde)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|