20716 |
boterham met kaas |
boterham met kaas:
Syst. Frings
bōtərham [met} kɛ̄əs (L355a Linde)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
boterham met vet:
Syst. Frings
bōtəram meͅt ˃vet (L355a Linde)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20754 |
boterham van wit en zwart brood |
half en half:
Syst. Frings
haləf˂ ən haləf (L355a Linde)
|
Boterham van wit en zwart brood (preekheer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18034 |
braken |
kotsen:
[plat, gemeen]
kotsen (L355a Linde),
overgeven:
[gewoon beschaafd]
overgèven (L355a Linde),
spuwen:
[gewoon beschaafd]
spouwen (L355a Linde)
|
geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)]
III-1-2
|
20732 |
bramenvlaai |
bromberenvlaai:
Syst. Frings
brøͅmbɛ̄rəvlāii̯ (L355a Linde)
|
Bramenvla [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
brandhout:
brantheut (L355a Linde),
knabben:
knabbe (L355a Linde)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]
I-7
|
33983 |
brede buikriem |
onderlicht:
ǫnǝrlext (L355a Linde)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33138 |
breeddorser |
wel met latten:
węl męt latǝ (L355a Linde)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
perteͅls (L355a Linde)
|
draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breek (L355a Linde),
breek (in de bouk) (L355a Linde),
breuk (L355a Linde)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|