e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koster koster: de kster (Linkhout), köstər (Linkhout), doffe e  de kester (Linkhout) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger logist: logist (Linkhout) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrmənōͅə (Linkhout), kotelet: koͅrtə’leͅt (Linkhout) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mestex (Linkhout), mistlucht: mest loͅxt (Linkhout), zuur (weer): zoͅur wijər (Linkhout) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist zware mist: zwuərə mest (Linkhout) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude noordenwind: kāə nōrdəwent (Linkhout) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
kous met knoopjes knoopjeskous: knəpkəs koͅsə (Linkhout) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen kous: kōͅəs (Linkhout), n kousen]: koͅs (Linkhout) kous [ZND m] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband hozenband: hoͅsəbant (Linkhout) kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kō.tǝr (Linkhout), ploegkouter: [ploeg]kō.tǝr (Linkhout) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1