19231 |
kouwe drukte |
veel bescheer:
cf. Schuermans s.v. "bescheermaken"= ook wind maken; cf. s.v. "bescharren, bescheren
veul bescheir (P046p Linkhout)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
18205 |
kraag |
kraag:
kraag (P046p Linkhout)
|
kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
18678 |
kraag van een kraagmantel |
kraag:
krax (P046p Linkhout)
|
kraag, zeer brede ~ van een kraagmantel (vero) [pellerien] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18271 |
kraagmantel |
lange mantel:
laŋə mantəl (P046p Linkhout)
|
kraagmantel (vero) [kariek, karrik] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22858 |
kraaltjes |
parelingetjes:
pɛ.rliŋskəs (P046p Linkhout)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20146 |
kraamverzorgster |
helpster:
helpster (P046p Linkhout)
|
Moderne, niet gediplomeerde verpleegster; benaming voor de vrouw die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgd? [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭǝn (P046p Linkhout)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krynekraon (P046p Linkhout),
krynəkraon (P046p Linkhout)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
afschrobben:
afsxrubǝn (P046p Linkhout)
|
Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1
|
25404 |
krabber |
stijve borstel:
stęvǝ bosǝl (P046p Linkhout)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|