34090 |
linkervoorkwartier |
links voorkwartier:
leŋs vørkǝtęi̯r (P046p Linkhout)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse poot:
een linksche poet (P046p Linkhout),
linkse, een -:
n linksche (P046p Linkhout),
slinke poot:
ne slinke poet (P046p Linkhout),
slinkse, een -:
ne slinkse (P046p Linkhout)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17617 |
lip |
lip:
lyp (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout),
løp (P046p Linkhout)
|
lip [RND], [ZND m] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (P046p Linkhout)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
18051 |
litteken |
litteken:
lettieken (P046p Linkhout),
lettiekn (P046p Linkhout)
|
een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
blaken:
blākǝ (P046p Linkhout)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
23311 |
lof |
lof:
tloͅf (P046p Linkhout)
|
het lof [RND]
III-3-3
|
17688 |
long |
long:
luŋ (P046p Linkhout)
|
long [ZND m]
III-1-1
|
34264 |
longen |
licht (enk):
lext (P046p Linkhout)
|
De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b]
I-11
|
20132 |
loops |
heet:
hīt (P046p Linkhout)
|
loops, geslachtsdriftig ve teef [Goossens 1b]
III-2-1
|