34116 |
penis van de stier |
schacht:
sxaxt (P046p Linkhout)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
26233 |
pensteen |
baansteen:
baansteen (P046p Linkhout)
|
De steen op de penbalk waarin het achtereinde van de molenas en in het bijzonder de daaraan bevestigde ijzeren pin, de taats, draait. De pensteen is in het algemeen uit een harde steensoort vervaardigd en kent een halfcilindervormige uitsparing. Zie ook afb. 47 en 48. [N O, 29a; A 42A, 88]
II-3
|
33717 |
penwortel van een den |
wortel:
wǫtǝl (P046p Linkhout)
|
De penvormige wortel van een dennenboom. [N 27, 9b]
I-8
|
17911 |
persen |
apprehensie maken:
aprɛnsǝ mākǝ (P046p Linkhout)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47]
I-11
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pīs (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rø̄tsǝl (P046p Linkhout)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18634 |
pet met brede klep |
klak:
klak (P046p Linkhout)
|
pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
pitərsel (P046p Linkhout)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
33508 |
peul, dop (znw) |
schulp:
sxøͅləp (P046p Linkhout)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|