e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peulen, doppen (ww.) peulen: pōlə (Linkhout) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulerwten sluimerwten: slēͅ.meͅtə (Linkhout) [Goossens 1b (1960)] I-7
pezen pezen: pēsǝn (Linkhout) [N 28, 63; Veldeke 15, 22; monogr.] II-1
pijn pijn: pijn (Linkhout), pɛ.n (Linkhout) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pikbinder pikbinder: pek˱bendǝr (Linkhout) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pissebed keldervarken: oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)  kelderverken (Linkhout) pissebed, keldermot [GV K (1935)] III-4-2
pit van een steenvrucht kern: kēͅjən (Linkhout) kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: k(tm)jən (Linkhout), ke͂ͅjən (Linkhout), kerntje: kenke (Linkhout, ... ), kɛŋkə (Linkhout) [RND 04] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plaats waar men het slachtvee treft om het te verdoven hersenen: hosǝlǝ (Linkhout) Verdooft men het dier met het schietmasker, dan moet de pin de kop binnendringen op het snijpunt van de lijnen linkerhoorn-rechteroog en rechterhoorn-linkeroog. Verdooft men het dier met een hamer of iets dergelijks, dan slaat men het doorgaans de schedel is. [N 28, 7; monogr.] II-1
plaats waar men het varken of rund steekt om het te doden onder de strot: onder de strot (Linkhout) In vragenlijst 28 is afzonderlijk gevraagd naar de plaats waar men het varken resp. het rund steekt om te doden. Aangezien er een grote overeenkomst bestond in woordtypen tussen beide vragen, zijn deze twee vragen tot één lemma versmolten. [N 28, 13a; N 28, 13b; monogr.] II-1