e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blad (alg.) blad: blat (Linkhout) blad ve plant [Goossens 1b (1960)] III-4-3
blad -mes- van de zeis [zeis]: [zeissem] (Linkhout) Onder het blad (of mes) van de zeis wordt het gehele metalen gedeelte van het gereedschap verstaan, dat door middel van de zeisring aan de steel wordt bevestigd; zie de toelichtingen bij de voorgaande lemma''s. Zie afbeelding 5. Er zijn zeisbladen in verschillende formaten; voor de grasoogst wordt een smal blad gebruikt; de lengte kan variëren van wel 90 cm. voor het grotere werk op het hooiland tot een ongeveer 50 cm. voor het kleinere werk rondom de boerderij. Het staal van het blad moet van goede kwaliteit zijn, maar niet te hard; dan zou het blad gemakkelijk breken. Het zachte blad kan echter niet rechtstreeks geslepen worden; er moet eerst een harde baan langs de snede in worden gedreven: het haarpad (afbeelding 5, nummer 6); deze handeling, het haren, zal hieronder ter sprake komen. Tijdens het maaien wordt de snede (afbeelding 5, nummer 4) scherp gehouden met de strekel en/of de wetsteen. De buitenzijde van het blad heeft een min of meer opstaande rand, de rug (afbeelding 5, nummer 5), die het mes stevigheid verschaft en tevens dient om het afgemaaide gras mee te voeren naar het gezwad. Het scherp uiteinde van het blad is de punt (afbeelding 5, nummer 3), het andere einde loopt breed uit in de hak (afbeelding 5, nummer 2), met daarnaast het uitsteeksel dat het eigenlijke bevestigingspunt aan de steel vormt: de arend (afbeelding 5, nummer 1). Al deze onderdelen komen in de volgende lemma''s ter sprake. In dit lemma vinden we, naast de algemenere benamingen (blad, mes), een opvallend groot aantal zeis- (en ook mej-)benamingen. Het "werkende deel" van het gereedschap, d.w.z. het belangrijkste onderdeel dat het essentiële van de handeling verricht waarvoor het stuk gereedschap is gemaakt, krijgt hier de naam van het gereedschap als geheel. Een dergelijk verschijnsel doet zich ook voor bij andere gereedschappen die uit een steel en een "werkend deel" bestaan, zoals de dorsvlegel, waar de vlegelkop kortweg vlegel wordt genoemd, of bij de zicht waar het blad zicht of pik heet; zie de aflevering over de Akkerbouw. Voor de fonetische documentatie van het woordtype zeis wordt verwezen naar het lemma ''zeis''.' [N 18, 68; JG 1a, 1b] I-3
blad van de korenhalm lis: lęs (Linkhout) Het smalle blad van de korenhalm. Zie afbeelding 2, b. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
blad, bladeren van een plant blad: blat (Linkhout), blǭt (Linkhout), blader: blǭr (Linkhout), bladeren: blārǝ(n) (Linkhout), blǭrǝ (Linkhout) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
blaffen bassen: basə (Linkhout), basən (Linkhout) blaffen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
blaker blaker: blākər (Linkhout) het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)] III-2-1
blaren blaren trekken: blǭrǝ trękǝ (Linkhout) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blauw slachten vel voor de helft van de waarde: vɛl vør dǝ hɛlǝft van dǝ wjādǝ (Linkhout) Als de huid van het rund niet zorgvuldig wordt losgesneden, blijft er soms vet aan vastzitten, waardoor de blauwachtig gekleurde bovenlaag van het vlees dat op het rund blijft kleven, bloot komt te liggen. Omdat gevraagd was naar een uitdrukking voor dit "blauw slachten", komen er verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 28, 54] II-1
blauwe bosbes bosbeer: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  bosbēͅrə (Linkhout), krakkebins: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  krakkebinzen (Linkhout), krokkebaas: verzamelfiche, ook mat. van ZND02, 3 en ZND16, 2  krakəbōs (Linkhout) bosbes, alg. [ZND 01 (1922)] III-4-3
blauwe reiger, reiger reiger: reigel (Linkhout) reiger, blauwe III-4-1