e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spoorwiel kroonwiel: kroonwiel (Linkhout) Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41] II-3
sporten sproten: sprō.tǝ (Linkhout) De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b] I-13
springstier springvar: spreŋvē̜r (Linkhout) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
spruiten, uitbotten uitkomen: øͅtkō.mə (Linkhout) uitkomen [Goossens 1b (1960)] III-4-3
staakijzer van de windmolen staakijzer: staakijzer (Linkhout  [(id)]  ) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staan staan: sten (Linkhout) staan [ZND 46 (1946)] III-1-2
staart staart: stɛt (Linkhout, ... ), staat: stet (Linkhout), steͅt (Linkhout), staatje: stetteke (Linkhout) staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-12, I-9, III-4-2
staartkoord kreng: kreŋ (Linkhout) Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g] I-11
staartkwast kwispel: kwespǝl (Linkhout) Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114] I-11
staartriem staartleer: stɛtlīǝr (Linkhout), staarttoom: stɛttūm (Linkhout) Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.] I-10