26307 |
spoorwiel |
kroonwiel:
kroonwiel (P046p Linkhout)
|
Het kamrad onder aan de koning dat in de rondsels of bonkelaars van de staakijzers grijpt; de kammen staan ofwel loodrecht op de wielschijf of in het verlengde ervan. Zie ook afb. 59, 63 en 64.26. In l 381b bevindt het spoorwiel zich op de steenzolder van de molen. [N O, 50i; N O, 50j; A 42A, 104, Sche 41]
II-3
|
34582 |
sporten |
sproten:
sprō.tǝ (P046p Linkhout)
|
De scheien die de ladderbomen met elkaar verbinden. [JG 1a, JG 1b]
I-13
|
34055 |
springstier |
springvar:
spreŋvē̜r (P046p Linkhout)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
uitkomen:
øͅtkō.mə (P046p Linkhout)
|
uitkomen [Goossens 1b (1960)]
III-4-3
|
26295 |
staakijzer van de windmolen |
staakijzer:
staakijzer (P046p Linkhout
[(id)]
)
|
De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22]
II-3
|
17819 |
staan |
staan:
sten (P046p Linkhout)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
stɛt (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout),
staat:
stet (P046p Linkhout),
steͅt (P046p Linkhout),
staatje:
stetteke (P046p Linkhout)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
34225 |
staartkoord |
kreng:
kreŋ (P046p Linkhout)
|
Koord waarmee men op stal de staart van de koe vastbindt. [N 3A, 14g]
I-11
|
34087 |
staartkwast |
kwispel:
kwespǝl (P046p Linkhout)
|
Kwastig uiteinde van de staart. [N 3A, 114]
I-11
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
stɛtlīǝr (P046p Linkhout),
staarttoom:
stɛttūm (P046p Linkhout)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|