e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinden vinden: vinə (Linkhout) vinden [ZND m] III-1-2
vinger vinger: vinger (Linkhout), viŋər (Linkhout, ... ) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || vinger [RND], [ZND m] III-1-1
vingerlid lid: led van den vinger (Linkhout) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink suskewiet: suskewiet (Linkhout), vink: viŋk (Linkhout) vink [ZND m] III-4-1
viooltje fletje: vlettekes (Linkhout) I-7
visaas made: moͅj (Linkhout) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel vislijn: veschlijn (Linkhout) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vitsen vitsen: vetsǝ (Linkhout) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaai met deegdeksel taart: slecht leesbaar eerste "t  toet (Linkhout) een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] III-2-3
vlaamse gaai roeter: ro-eter (Linkhout) gaai III-4-1