34146 |
wild |
wild:
welt (P046p Linkhout)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
24277 |
wilde eend |
blokeend:
blokeend (P046p Linkhout),
eend:
ēͅjən (P046p Linkhout)
|
eend [ZND 01 (1922)] || wilde eend
III-4-1
|
34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (P046p Linkhout)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24557 |
wilg (alg.) |
wilgenboom:
n∂ wilgebo∂m (P046p Linkhout)
|
wilg [ZND 14 (1926)]
III-4-3
|
17596 |
wimper |
wimpel:
wimpəls (P046p Linkhout)
|
wimper [ZND m]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wint (P046p Linkhout)
|
wind [ZND 13 (1925)]
III-4-4
|
26176 |
windborden |
windplanken:
windplanken (P046p Linkhout)
|
De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35]
II-3
|
25160 |
winderig weer |
stormweer:
stərm wijər (P046p Linkhout)
|
winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
26064 |
windluiken, waterdeuren |
schildjes:
(enk)
sxelǝkǝ (P046p Linkhout),
waterplanken:
waterplanken (P046p Linkhout)
|
De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60]
II-3
|
26021 |
windpeluw |
asbalk:
asbalk (P046p Linkhout)
|
De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|