e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wild wild: welt (Linkhout) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17] I-11
wilde eend blokeend: blokeend (Linkhout), eend: ēͅjən (Linkhout) eend [ZND 01 (1922)] || wilde eend III-4-1
wilde koe wilde koe: wel [koe] (Linkhout) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilg (alg.) wilgenboom: n∂ wilgebo∂m (Linkhout) wilg [ZND 14 (1926)] III-4-3
wimper wimpel: wimpəls (Linkhout) wimper [ZND m] III-1-1
wind (alg.) wind: wint (Linkhout) wind [ZND 13 (1925)] III-4-4
windborden windplanken: windplanken (Linkhout) De planken die tussen voorzoom en roedebalk worden geplaatst om de windvang te vergroten. [N O, 4a; A 42A, 67; Sche 35] II-3
winderig weer stormweer: stərm wijər (Linkhout) winderig weer [zuchtig] [N 22 (1963)] III-4-4
windluiken, waterdeuren schildjes: (enk)  sxelǝkǝ (Linkhout), waterplanken: waterplanken (Linkhout) De luiken in de kap van de molen aan weerszijden van de askop. De luiken kunnen worden verwijderd waardoor de mogelijkheid ontstaat askop en roeden te bereiken voor inspectie en onderhoud. Zie ook afb. 28. [N O, 31a; A 42A, 60] II-3
windpeluw asbalk: asbalk (Linkhout) De zware balk in het stormeinde waar de halssteen of het metalen lager voor de molenas op bevestigd is. Zie ook afb. 17. [N O, 28c; N O, 28i; A 42A, 5; monogr.] II-3