18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
peͅls (P046p Linkhout)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
blauw en grauw slaan:
blao ɛɛn grao gəslāgə (P046p Linkhout)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
bonte koe:
bǫntǝ [koe] (P046p Linkhout)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
34038 |
bonte koe met zwarte kop |
zwarte koe:
zwętǝ kui̯ (P046p Linkhout)
|
[N 3A, 128]
I-11
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
speͅxt (P046p Linkhout)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
18297 |
bontkraag |
pelsen kraag:
peͅlsə krax (P046p Linkhout)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
pelsen jas:
peͅlsə jas (P046p Linkhout)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boog:
bo.ch (P046p Linkhout),
boog (P046p Linkhout),
center:
sęntǝr (P046p Linkhout)
|
boog [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] || Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)]
II-9, III-3-2
|
24472 |
boom (alg.) |
bomen (mv.):
būəmə mv (P046p Linkhout)
|
boom [ZND m]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
boogrt (P046p Linkhout),
bōgərt (P046p Linkhout)
|
boomgaard [ZND 22 (1936)]
I-7
|