34255 |
draaiende karnton |
rolvat:
rǫlvat (P046p Linkhout)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
33445 |
draaipin van een zware deur of poort |
her:
hē̜ ̞r (P046p Linkhout),
spoor:
spōr (P046p Linkhout)
|
Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.]
I-6
|
33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫl (P046p Linkhout)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reͅŋ (P046p Linkhout)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drāgə (P046p Linkhout)
|
dragen [ZND m]
III-1-2
|
33848 |
draven |
draven:
drāvǝ (P046p Linkhout)
|
In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d]
I-9
|
21153 |
dreef |
dreef:
dreef (P046p Linkhout),
drēͅft (P046p Linkhout)
|
dreef [ZND m] || een lange dreef [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
34094 |
driespeen |
bet drie demen:
be drę dømǝ (P046p Linkhout),
driedemer:
drē̜dømǝr (P046p Linkhout)
|
Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Het is niet altijd goed aan te geven of de benamingen duiden op de koeuier met deze afwijking of op de koe met een dergelijke koeuier. [N 3A, 66] || Koeuier die slechts uit drie kwartieren melk geeft. Sommige woordtypen kunnen duiden op een koe die een uier met drie spenen heeft. [N 3A, 117]
I-11
|
18866 |
driftig |
kwaad:
koad (P046p Linkhout)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
17862 |
dringen |
dringen:
drin`ə (P046p Linkhout),
dringen (P046p Linkhout)
|
dringen [ZND m] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|