20949 |
gist |
gist:
gęst (P046p Linkhout)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2]
II-1
|
18687 |
glacé |
leren haas:
lijərə hāsə (P046p Linkhout)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glattig:
gelettig (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
33739 |
gladde ijzerdraad |
draad:
druǝt (P046p Linkhout),
ijzerdraad:
ęzǝrdruu̯ǝt (P046p Linkhout)
|
Het gladde ijzerdraad waarmee men weiden omheint. [N M, 6a; N M, 6b; Vld.; monogr.]
I-8
|
20556 |
glazig |
glazen:
glaazen (P046p Linkhout)
|
aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
17853 |
glijden |
ritsen:
ritsen (P046p Linkhout),
rollen:
roole (P046p Linkhout),
uitrutschen (<du.):
uitritsen (P046p Linkhout),
uitschampen:
uitschampen (P046p Linkhout),
uitschuiven:
uitschuiven (P046p Linkhout)
|
glijden [ZND m] || hoe noemt men: op het ijs glijden (zonder schaatsen) [ZND 14 (1926)]
III-1-2
|
24316 |
glimworm |
nachtlichtje:
sic
nachtligske (P046p Linkhout)
|
glimworm [GV Gr (1935)]
III-4-2
|
34172 |
goed liggen |
goed liggen:
goed liggen (P046p Linkhout)
|
Het kalf ligt goed in de baarmoeder: de voorpoten zullen het eerst naar buiten komen. [N 3A, 51]
I-11
|
19102 |
goedheid |
goedheid:
ook materiaal znd 24, 20
goedheid (P046p Linkhout)
|
goedheid [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21326 |
goedkoop |
goedkoop:
da es goiekoep (P046p Linkhout)
|
Dat is goedkoop [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|