33163 |
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen |
kiemen:
kīmǝ (P046p Linkhout),
schieten:
sxei̯tǝ (P046p Linkhout)
|
J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17]
I-5
|
22399 |
kien! |
kien:
kin (P046p Linkhout, ...
P046p Linkhout)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Wat roept de speler die een rijtje cijfers bezet heeft? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
22398 |
kienen |
kienen:
kinne (P046p Linkhout),
kinnen (P046p Linkhout)
|
Er bestaat een gezelschapsspel, waarbij iedere speler kaarten krijgt met rijen nummers op; ronde blokjes met cijfers op worden uit een zak gehaald, afgeroepen en dan op de kaarten geplaatst. Hoe heet dit spel? [ZND 37 (1941)]
III-3-2
|
24337 |
kikker |
kikvors:
kikfoͅs (P046p Linkhout),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
kikvos (P046p Linkhout),
kwakvors:
kwaakvos (P046p Linkhout),
vors:
vøs (P046p Linkhout),
ook in ZND 01u, 121; 14, 001 en 16, 004
voͅs (P046p Linkhout)
|
kikvors [ZND 01 (1922)] || kikvors, puit [RND]
III-4-2
|
24336 |
kikkerdril |
paddengedrek:
padəgədrɛk (P046p Linkhout)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
24467 |
kikkerdril (2, bewerkt) |
(-)drek, gedrek:
padəgədrɛk (P046p Linkhout)
|
kikkerrit [RND]
III-4-2
|
20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
kind (P046p Linkhout),
kint (P046p Linkhout)
|
kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
18674 |
kinderkleren |
kindergoed:
kendərgoͅut (P046p Linkhout)
|
kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18362 |
kinderschort met mouwen |
voordoek:
vərəng (P046p Linkhout)
|
kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33940 |
kinketting |
kinketting:
kenkęteŋ (P046p Linkhout)
|
Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.]
I-10
|