e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linkhout

Overzicht

Gevonden: 2305
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld kleingeld: kley geld (Linkhout) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
klep (van pet) klep: kləp (Linkhout) klep van een pet [luif, luifel] [N 25 (1964)] III-1-3
klepel klepel: de klepel van de klok (Linkhout) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babbelen (Linkhout), babələ (Linkhout), baobələ (Linkhout), klanderen: klainderen (Linkhout) praten [ZND m] || praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || praten, kletsen [ZND m] III-3-1
kletsoor klitsoor: kledzuu̯r (Linkhout) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kleurx kleur: kleur (Linkhout, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  kleieren (Linkhout) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klimop klimop: -  klimoep (Linkhout) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3
klokhuis wrang: vrang (Linkhout) klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
klomp klonk: kloenk (Linkhout, ... ), klunk (Linkhout), kluŋk (Linkhout) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] II-12, III-1-3