e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linne

Overzicht

Gevonden: 1331
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slobberend geluid maken slobberen: slubǝrǝ (Linne) Bij het eten een slobberend geluid maken. [N 76, 34] I-12
slobkous gamasche: kommasje (Linne) Hoe noemt men de slobkous of lappenkous, door de arbeiders hier en daar bij vuil werk op het land gedragen? [DC 09 (1940)] III-1-3
slurpen slurpen: schlürpe (Linne) je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] III-2-3
snauwen, grauwen muilen: moele (Linne), snebben: snebje? (Linne) grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)] III-1-4
sneeuwen sneeuwen: snieje (Linne) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4
sneeuwx sneeuw: sjnîê (Linne), snai (Linne) sneeuw [DC 03 (1934)], [RND] III-4-4
snijmes schilmes: šęlmɛts (Linne) Lang mes met een recht blad en twee, vaak bolvormige, handvatten. Zie ook afb. 209. Het snijmes wordt gebruikt door diverse houtbewerkers zoals de timmerman, de stoeldraaier, de kuiper en de wagenmaker. De kuiper bewerkt er vooral de buitenkant van duigen mee, maar hij vormt er vaak ook de schuine buitenrand mee aan een vatbodem. Vgl. de woordtypen bodemmes en bodemsnijmes. De wagenmaker snijdt er spaken voor karwielen mee. Het eerste lid in het woordtype speekmes verwijst daarnaar. [N E, 13b; N E, 15; N E, 41; N G, 11a; N 33, 272; N 47, 12a; N 53, 76; A 32, 6; monogr.] II-12
snijwonde snee: (m.).  èj⁄ne sjnee:j (Linne) snee in de vinger [N 07 (1961)] III-1-2
snor snor: snŏr (Linne) snor (knevel) [DC 01 (1931)] III-1-1
snotneus snotterbel: (v).; mv.: -bélle  sjnoo.⁄terbél (Linne), snotternaas: (v.).; mv.: -naa.ze  sjnoo.ternaa:s⁄ (Linne) snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4