24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
winterkeuningske (L376p Linne)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mūrǝ (L376p Linne)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
33479 |
witte aalbes |
miemeren:
miemere (L376p Linne)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdig (L376p Linne)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermènke (L376p Linne),
kwikstaartje:
kwikstertje (L376p Linne)
|
kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || witte kwikstaart
III-4-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
Syst. WBD
wek (L376p Linne),
wik (L376p Linne)
|
Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23793 |
woensdag voor pasen |
aswoensdag:
aswoensdig (L376p Linne)
|
De woensdag in de week vóór Pasen [schorsel-/schortelwoensdag]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goo:ns⁄dich (L376p Linne)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)]
III-4-4
|
21267 |
woord |
woord:
wô.rt (L376p Linne)
|
woord [RND]
III-3-1
|