33738 |
draadafrastering |
tuin:
tūn (L376p Linne)
|
Omheining of afrastering van palen verbonden door ijzerdraad, prikkeldraad of andere draad. [N M, 67; N 14, 62; A 25, 4f; L 19B, 6; JG 2c; monogr.]
I-8
|
17856 |
draaien |
draaien:
drejjen (L376p Linne)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
33727 |
draaihek |
draaihek:
drējhɛk (L376p Linne),
draaipoort:
drējpōrt (L376p Linne),
molen:
mø̄lǝ (L376p Linne)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (L376p Linne)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
vaandrager:
vaandraeger (L376p Linne)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32764 |
driehoekige eg |
driehoekige [eg]:
driehoekige [eg] (L376p Linne)
|
De houten, later ijzeren, driehoekige eg, zoals voorgesteld door de afb. 51, 52 en 56. Voor welk werk de driehoekige eg gebruikt werd, is hier niet aangegeven. Daarvoor zie men de lemmata ''zaadeg''en ''onkruideg''. In de woordtypen van dit lemma vertegenwoordigt het lid drie ook dialectvarianten van het type drij. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''. [JG 1a; A 13, 16b add.; N 11, 70 + 72 add.; N J, 10 add.; div.; monogr.]
I-2
|
22480 |
driekoningen |
driekoningen:
driekuningen (L376p Linne)
|
6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22655 |
drijftol |
draaitol:
/
drèjtol (L376p Linne),
popperel:
poepperel (L376p Linne)
|
draaitol [SND (2006)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [tol] [DC 24 (1953)]
III-3-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
dreŋkbak (L376p Linne)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
20499 |
drinken |
drinken:
drinke (L376p Linne)
|
drinken [DC 03 (1934)]
III-2-3
|