17895 |
duwen |
duwen:
düjə (L376p Linne)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
20391 |
echtgenote |
vrouw:
vrouw (min -) (L376p Linne)
|
(vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikŏrke (L376p Linne),
eikörke (L376p Linne)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)]
III-4-2
|
23781 |
een askruisje halen |
askruisje halen:
askruutske haalen (L376p Linne)
|
Zich met as laten tekenen op Aswoensdag, een askruisje halen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20941 |
een boterham smeren |
boterham smeren:
bu̞təram šmērə (L376p Linne)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ǝ (L376p Linne)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schaal dervan afschellen:
šāl dǝrvan āfšęlǝ (L376p Linne)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hüre (L376p Linne)
|
een huis huren [DC 35 (1963)]
III-2-1
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
kreuske geven (L376p Linne)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
de weg zegenen:
week zegenen (L376p Linne)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|