21469 |
klikspaan |
aandrager:
aandräger (L376p Linne)
|
klikspaan; Iemand die daar een gewoonte van maakt is een ...... [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
19973 |
klink |
klink:
klink (L376p Linne)
|
Vrouwelijk geslachtsdeel. [N 76, 15]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
kits:
kits (L376p Linne)
|
Hoe noemt men het binnenstee van een appel? (klokhuis) [DC 31 (1959)]
III-2-3
|
23299 |
klokje op het priesterkoor |
bel:
bel (L376p Linne)
|
Het klokje, de grote bel of de gong op het priesterkoor, waarmee het begin en het einde van de dienst wordt aangegeven. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23450 |
klokkenstoel |
klokkenstoel:
klokkesjtool (L376p Linne)
|
De stellage, het toestel waarin de klok hangt [klokkegalg, klokkestoel]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23463 |
klokkentouw |
klokkenzeel:
klokkezeel (L376p Linne)
|
Het touw om de klok te luiden [klokketouw, klokkereep, klokkezeel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klǫt (L376p Linne)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
34256 |
kneden |
kneden:
knēi̯ǝ (L376p Linne)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|
24186 |
kneu |
heivink:
heivink (L376p Linne, ...
L376p Linne)
|
Hoe heet de kneu? [DC 06 (1938)] || kneu
III-4-1
|
17677 |
knie |
knie:
kni (L376p Linne),
knie (L376p Linne)
|
knie [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|