e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Linne

Overzicht

Gevonden: 1331
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korst korst: koors (Linne) korst; de harde buitenkant van kaas, brood, een pasteitje noemt men in het Nederlands korst. Gebruikt men dit in uw dialect ook? Zo ja, hoe wordt het uitgesproken? [DC 44 (1969)] III-2-3
koster koster: köstər (Linne), køͅstər (Linne) De koster [köster, kuster, keuster?]. [N 96B (1989)] || koster [RND] III-3-3
kosteres kosteres: køͅstəreͅs (Linne) Een vrouw die het kostersambt uitoefent [kosteres, kosterin, kosterse?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: kermenaaj (Linne) gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
kous: algemeen hoos: hois (Linne) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] III-1-3
kousenband bindel: (m.). mv.: -le.  biṇ⁄jel (Linne) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯tǝr (Linne) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Linne) kraaltjes [RND] III-3-2
kralen van de rozenkrans kraaltjes: krelkes (Linne) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
krekel krekel: krekel (Linne) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2