27904 |
raam |
raam:
rām (L376p Linne
[(+)]
),
venster:
venstǝr (L376p Linne)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
19057 |
raar, vreemd |
raar:
raar (L376p Linne)
|
raar [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
rǭt (L376p Linne)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
rao.⁄je (L376p Linne)
|
raden [N 07 (1961)]
III-3-2
|
18167 |
rafel |
vadem:
[e] van mére.
vĕĕm (L376p Linne)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
raikel (L376p Linne)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
23798 |
ratel van witte donderdag |
klepper:
kleppers (L376p Linne)
|
De ratel die van Witte Donderdag tot aan de zaterdag vóór Pasen in plaats van de altaarschel tijdens de mis wordt gebruikt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22890 |
rechtsachter |
rechtsback (<eng.):
rechtsbek (L376p Linne)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsbuiten:
rechtsboete (L376p Linne)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
24308 |
regenworm |
piereling:
pereling (L376p Linne)
|
regenworm [DC 40 (1965)]
III-4-2
|